‘Zoogdierhersenen bestaan uit laagjes, zoals een club sandwich, terwijl de hersenen van een vogel meer lijken op een pizza. Alle onderdelen zijn aanwezig, maar ze liggen niet op elkaar gestapeld.’
Nicola Clayton, wetenschapper aan de universiteit van Cambridge, bestudeert de cognitieve vermogens van kraaiachtigen en kwam tot deze merkwaardige vaststelling met betrekking tot het brein van vogels. Niet de omvang, maar de dichtheid van neuronen in het brein zou bepalend zijn bij de intelligentie van vogels. Hoewel het brein van vogels dus veel kleiner is dan dat van de zoogdieren beschikken ze over meer neuronen in hun hersenpan. Hierdoor kunnen vogels – tot op zeker niveau -probleemoplossend denken, gebruiken ze soms gereedschap in de vorm van takjes of steentjes, herkennen ze zichzelf in een spiegel én maken ze toekomstplannen.
Zelf word ik er dagelijks aan herinnerd dat onder mijn hersenpan geen club sandwich of een pizza schuilt. In mijn schedel huist een reptielen- en zoogdierenbrein. Aan het gezond verstand twijfel ik wel eens. Elk denkbeeldig onheil doet het reptiel in mij ontwaken. Nog voor het zoogdier mij eraan herinnert dat het ‘maar’ een boze droom is, vlucht ik weg, tenzij ik niet al eerder terplekke ben bevroren.
Vluchten is de beste optie, zowel voor mij als voor veel vogels. Met dit verschil: Vogels vluchten niet voor beelden, maar voor mensen.
Rob Bijlsma, ornitholoog, roofvogelspecialist en onderzoeker, noteerde over meer dan tien jaren de vluchtafstand van 174 vogelsoorten. Op alle daglichturen en voor alle seizoenen mat hij tijdens zijn wandelingen de afstand waarop de vogelsoorten voor hem wegvlogen. Met een vluchtafstand van 190 meter spant de slechtvalk duidelijk de kroon. Hoe zwaarder de vogel, hoe groter de vluchtafstand. De vogel met de kleinste vluchtafstand (1 meter) bleek het goudhaantje. In gevaar is dus de kleinste (8,5 centimeter) en lichtste (4 tot 7 gram) vogel van Europa ook de meest benaderbare.
Goudhaantjes hoor je meer dan dat je ze ziet. Met hun ijl en hoog gezang -‘zrie, zrie, zrie’– verraden ze zichzelf in de toppen van de bomen. Af en toe, als ze op zoek zijn naar voldoende voedsel, komen ze naar beneden. Ze gaan zo op in hun overlevingsdrang dat je ze bijna aan zou kunnen raken.
In navolging van Bijlsma wandel ik graag op de vluchtafstand van de vogels. Zij hoeven niet te vluchten. Ik weet op welke afstand ik mij houd om hun activiteit niet te verstoren.
Mijn eigen vluchtafstand varieert vandaag (noodgedwongen) van anderhalve meter tot enkele tientallen kilometer. Waar nodig kruip ik weg op grote afstand. Zodra de kust weer veilig is, verkort ik de afstand. Dat vluchten zal ik als reptiel niet kunnen laten, maar je vindt me misschien wel sneller terug, ergens, in de toppen van de bomen. Vluchtafstand: 1 meter.
Ann

Vluchtafstanden van vogels in meters
Aalscholver 125 m
Blauwe reiger 139 m
Boerenzwaluw 20 m
Boomklever 6 m
Buizerd 103 m
Goudhaantje 1 m
Groene specht 31 m
Grote bonte specht 11 m
Grote zilverreiger 166 m
Heggenmus 7 m
Houtduif 41 m
Knobbelzwaan 99 m
Koolmees 5 m
Merel 16 m
Pimpelmees 5 m
Roodborst 7 m
Slechtvalk 190 m
Staartmees 3 m
Wilde eend 86 m
Winterkoning 10 m
Zanglijster 17 m
Zwarte kraai 66 m
Zwarte specht 39 m
De uitgebreide lijst met vluchtafstanden vind je terug in het vogeltijdschrift voor lezers, ‘De Scharrelaar’, 2019/2, p. 108-113 bij het artikel ‘Vluchten kan niet meer’ door Rob Bijlsma.