Het gebied dat ik zes jaar lang bijna dagelijks doorkruiste lag er drassig bij. In de tijd dat ik er fietste, van 1983 tot 1989, zag je groepjes mannen op het veld en in de statige bosdreven. De boerderij maakte deel uit van de ‘koloniën van weldadigheid’, een plek waar mannelijke landlopers en bedelaars werden opgevangen en onder bewaking werkten op het land en in de werkhuizen. De landlopers zijn verdwenen, landbouwers bewerken de grond en ‘de klapekster’ nam zijn intrek in de boerderij.
‘De klapekster’ is het bezoekerscentrum van Natuurpunt voor de Vallei van het Merkske in Wortel-Kolonie. Klapeksters of blauwe klauwieren zijn bewoners van ruige, licht beboste open terreinen. Ze leven van woelmuizen, kevers en kleine zangvogels. Een zwart masker in combinatie met een uitzonderlijk scherp zicht stelt hen in staat prooien te vangen bij tegenlicht. Om een voorraad aan te leggen, spietsen deze uitmuntende jagers hun prooien met hun gehaakte snavel aan stekels. Ik keek dus uit naar een doorboorde veldkever op een prikkeldraad.
Al die jaren dat ik naar school fietste was ik doof en blind voor een natuurgebied dat omschreven wordt als ‘de Poort naar een stiltegebied boordevol leven’: Zonnedauw, veenbies en dopheide. Verschillende soorten libellen en de zeldzame poelkikker. Broedplaats voor meer dan 75 soorten vogels zoals havik, buizerd, boompieper, bonte vliegenvanger, kuifmees, gekraagde roodstaart, blauwe reiger, krakeend en dodaars. Een thuis voor vleermuis, bosuil, houtsnip, nachtzwaluw, hermelijn, bunzing, wezel en ree.
Wij spraken met een twintigtal verwaaide vogels af aan de ‘Witte poort’, op het kruispunt van Strikkeweg met Heikant. We wachtten op de langslapers die als boete voor het bijna te laat komen, gedwongen fungeerden als ‘koptrekkers’. De troep wilde ganzen vloog vervolgens in volle vaart tien kilometer verder via de Wortelbaan over de Kolonie tot in Hoogstraten.
Vandaag schuimden we de Halsche Beemden af, op zoek naar dat leven onder de regen. De Halsche Beemden is het oudste natuurgebied in de Markvallei. De wandeling van 9,6 kilometer bracht ons van het Bootjesven via de Castelreesche Heide over de Halsche Beemden door de Schootsen Hoek terug naar ons beginpunt aan de Klapekster.
Net voorbij knooppunt 71 voor de Schootsen Hoek, hoorde ik een vogel zijn eigen naam roepen: de grutto! Ik richtte mijn verrekijker op de plas in de verte: twee steltlopers, de ene wat groter dan de andere. De dunne snavels gingen snel op en neer in de zompige grond. De grootste was een wulp. Ik herkende de lange omlaag gebogen snavel. Iets verder zag ik de oranjebruine borst en oranje-met-zwarte-tip-snavel van de grutto. De slanke deerne schreed elegant over het gras aan de waterkant.
De klapekster kregen we niet te zien, ook geen kevers op stokjes. Ik dacht aan Walter en de Kriek (zijn familienaam was Kersemans, vandaar de bijnaam Kriek). Na school reden een vriendin en ik steevast met Walter en de Kriek naar huis. De Kolonie was net breed genoeg voor vier. Geen wilde ganzen op de terugweg. We floten als merels en tsjilpten als mussen. Hoe dichter bij huis, hoe trager de fietsen. De rit was te kort voor zoveel zoet gekwaak. Van de inhoud van onze gesprekken herinner ik me niets.
Ann

