Enkele van mijn boeken bewaar ik als archeologische vondsten. Voor mijn veertiende verjaardag kreeg ik de Geïllustreerde Wereldgeschiedenis van de Archeologie (Fasani, 1981) cadeau van mijn ouders. Het moet zijn dat ze toen al doorhadden dat ik het graag diep onder of ver boven de grond zoek.
Mijn fascinatie voor het oude begon bij het kapsel van Cleopatra. Soms heb je het geluk iemand tegen het lijf te lopen die zich zo vereenzelvigt met zijn of haar studieobject dat deze persoon zich na verloop van tijd als een levend fossiel voor je openbaart. Zo ontwaarde ik in 1986 in het kapsel van mijn leerkracht geschiedenis de van 51 tot 30 v.Chr. heersende koningin van Egypte. Als een vrouwelijke Howard Carter was mijn leerkracht bezeten door het Egypte van 1000 jaar eerder. Ze verleidde mij met haar passie tot de devotie van een jonge Egyptische god.

De toewijding ging zo ver dat ik mij tot doel stelde het graf van Toetanchamon te bezoeken op de leeftijd dat hij stierf. Aldus geschiedde. Op een dag stond ik als negentienjarige voor één keer niet onder of boven, maar aan de grond genageld in het Dal der Koningen in Egypte. In het museum van Caïro zocht ik het beroemde gouden gezichtsmasker. Ik had er zelfs een calvarietocht door de woestijn voor over om mijn god te aanschouwen. De gemummificeerde lag dan wel diep onder het zand, ik herkende zijn gouden trekken in de rode gloed van de opgaande zon op de top van de Sinaïberg.
Tot mijn verbazing herrees mijn liefde voor Toetanchamon als een feniks uit de as toen ik op zaterdag 4 juli deze kop las: ‘Dit is de Toetanchamon van de vogels’. Twintig jaar geleden nam een amateurfossielenjager, Maarten van Dinther, een stuk steen ter grootte van een pak speelkaarten mee uit Eben-Emael. In de kei bleken resten te zitten van een waadvogel die 66,7 miljoen jaar geleden in het gezelschap van de dinosaurussen rondliep langs de branding van de tropische ondiepe zee in het huidige Belgisch-Limburg: de Asteriornis maastrichtensis.
Paleontoloog John Jagt spreekt over een ontdekking die te vergelijken is met die van Howard Carter in 1922: ‘Dit illustreert de vroegste stadia van de evolutie van de moderne vogel. Een nieuwlichter dus. Wat deze vogel modern maakt is een bek zonder tanden en een schedel uit één stuk. In Cambridge doopten wetenschappers het dier tot Wonderchicken. Het wondere aan de schedel is dat de achterzijde typisch voor eend of gans is, terwijl de voorzijde typisch kip is. De vogel is een voorouder van de huidige kippen, eenden en ganzen.‘
Dagelijks passeer ik tijdens mijn wandeling een levenloze houtduif. Ik vond het dier onder een beuk in de graskant. De natuur deed haar werk. Na enkele maanden bleven enkel het skelet en de pluimen over. Ik bewaar de schedel in een eierdoos in mijn boekenkast. Het betreft een modern exemplaar: een bek zonder tanden en een schedel uit één stuk.

Foto reconstructie Phillip Krzeminski
Een uitvergrote 3D-print van de Asteriornis maastrichtensis is vanaf 4 juli te bewonderen in het Natuurhistorisch Museum van Maastricht.

Foto Daniel J. Field
