Nieuwlichter

Enkele van mijn boeken bewaar ik als archeologische vondsten. Voor mijn veertiende verjaardag kreeg ik de Geïllustreerde Wereldgeschiedenis van de Archeologie (Fasani, 1981) cadeau van mijn ouders. Het moet zijn dat ze toen al doorhadden dat ik het graag diep onder of ver boven de grond zoek.

Mijn fascinatie voor het oude begon bij het kapsel van Cleopatra. Soms heb je het geluk iemand tegen het lijf te lopen die zich zo vereenzelvigt met zijn of haar studieobject dat deze persoon zich na verloop van tijd als een levend fossiel voor je openbaart. Zo ontwaarde ik in 1986 in het kapsel van mijn leerkracht geschiedenis de van 51 tot 30 v.Chr. heersende koningin van Egypte. Als een vrouwelijke Howard Carter was mijn leerkracht bezeten door het Egypte van 1000 jaar eerder. Ze verleidde mij met haar passie tot de devotie van een jonge Egyptische god.

Elizabeth Taylor als Cleopatra in de gelijknamige film uit 1963

De toewijding ging zo ver dat ik mij tot doel stelde het graf van Toetanchamon te bezoeken op de leeftijd dat hij stierf. Aldus geschiedde. Op een dag stond ik als negentienjarige voor één keer niet onder of boven, maar aan de grond genageld in het Dal der Koningen in Egypte. In het museum van Caïro zocht ik het beroemde gouden gezichtsmasker. Ik had er zelfs een calvarietocht door de woestijn voor over om mijn god te aanschouwen. De gemummificeerde lag dan wel diep onder het zand, ik herkende zijn gouden trekken in de rode gloed van de opgaande zon op de top van de Sinaïberg.

Tot mijn verbazing herrees mijn liefde voor Toetanchamon als een feniks uit de as toen ik op zaterdag 4 juli deze kop las: ‘Dit is de Toetanchamon van de vogels’. Twintig jaar geleden nam een amateurfossielenjager, Maarten van Dinther, een stuk steen ter grootte van een pak speelkaarten mee uit Eben-Emael. In de kei bleken resten te zitten van een waadvogel die 66,7 miljoen jaar geleden in het gezelschap van de dinosaurussen rondliep langs de branding van de tropische ondiepe zee in het huidige Belgisch-Limburg: de Asteriornis maastrichtensis.

Paleontoloog John Jagt spreekt over een ontdekking die te vergelijken is met die van Howard Carter in 1922: ‘Dit illustreert de vroegste stadia van de evolutie van de moderne vogel. Een nieuwlichter dus. Wat deze vogel modern maakt is een bek zonder tanden en een schedel uit één stuk. In Cambridge doopten wetenschappers het dier tot Wonderchicken. Het wondere aan de schedel is dat de achterzijde typisch voor eend of gans is, terwijl de voorzijde typisch kip is. De vogel is een voorouder van de huidige kippen, eenden en ganzen.

Dagelijks passeer ik tijdens mijn wandeling een levenloze houtduif. Ik vond het dier onder een beuk in de graskant. De natuur deed haar werk. Na enkele maanden bleven enkel het skelet en de pluimen over. Ik bewaar de schedel in een eierdoos in mijn boekenkast. Het betreft een modern exemplaar: een bek zonder tanden en een schedel uit één stuk.

Artistieke reconstructie van de Asteriornis maastrichtensis in zijn natuurlijke omgeving
Foto reconstructie Phillip Krzeminski

Een uitvergrote 3D-print van de Asteriornis maastrichtensis is vanaf 4 juli te bewonderen in het Natuurhistorisch Museum van Maastricht.

3D-geprint schedelfossiel van de Asteriornis maastrichtensis, Universiteit Cambridge
Foto Daniel J. Field
Schedel van de Columba palumbus, houtduif, Heist-op-den-Berg, 08/07/2020

Het leven van een kleine zelfstandige en exclusiviteitscontracten: de wilde bij

Let me tell you

‘bout the birds and the bees

And the flowers and the trees

And the moon up above

And a thing called ‘Love’

Dit alom bekende wijsje van Jewel Akens uit 1964 zoemt in mijn oren bij het zien van een voorbijvliegende bij. Het aantal wilde bijen neemt de laatste jaren sterk af door een tekort aan bloemen, een gebrek aan natuurlijke, wilde bloemen en het gebruik van pesticiden.

Desondanks telt België momenteel een 400-tal soorten wilde bijen. Elke soort beschikt over een sprekende naam, eigen kenmerken, specifiek gedrag en leefwijze. De zandbij (vosje, roodgatje) maakt een nest onder de grond, bij voorkeur onder een veld madeliefjes. De pluimvoetbij legt haar eitjes in voegen tussen tegels, de zwartgespoorde metselbij verkiest holle stengels (o.a. frambozenstruik), de behangersbij ‘behangt’ een holle houtgang met haar nageslacht en de wolbij verzamelt ‘wol’ van ezelsoor om haar nest mee te bouwen.

Een deel van de wilde bijen is heel sociaal. Ze leven in groep onder bewind van hun koningin. Koekoeksbijen zijn ware ‘homejackers’: Ze breken in in een bestaand nest van een andere bijensoort, plegen roofmoord en leggen eigen eitjes in de plaats. De ‘gastheer’ heeft niets in de gaten en de larve van de koekoeksbij kan zich te goed doen aan de voedselvoorraad. De grootste groep is die van de solitaire bijen. Zij hoeven niet te gehoorzamen aan de grillen van een koningin en leven als kleine zelfstandigen op hun eigen territorium.

Wonderwel slaagt elke bij erin bij de meest geschikte bloem te komen o.a. door het vermogen ultraviolet licht te zien. Dankzij de ultraviolette straling vinden bijen de bloemen met de meeste nectar. De liefdevolle communicatie tussen bloem en bij wordt beklonken met een exclusiviteitscontract. De andoornbij is met haar lange tong dol op de nectar van moerasanemoon. Met haar korte brede tong is de wormkruidbij te vinden op –u raadt het al- het boerenwormkruid.

Wie een bijenvriendelijke tuin wil, kiest best voor een variatie aan bloemsoorten: vlinder-, lip-,  scherm-en kruisbloemigen (witte klaver, kattenkruid, pastinaak, broccoli), composieten (paardenbloem), ruwbladigen (smeerwortel) en bloemen van de klokjes-, wilgen-, heide-, look-, rozen- en resedafamilie (rapunzelklokje, boswilg, appel, blauwe bes, bieslook, wilde reseda).

In naam van de liefde vermaak ik me deze zomer alvast met de bouw van een bijenhotel en sla bij het afrijden van het gazon een paar vierkante meter over. Volgend jaar rijd ik het gras niet meer af en kijk uit over een wilde bloemenwei! En dan…

Let me tell you…

Zandbij, Andrena, 31/03/2020
Foto Bart Cabanier

Roerloos

Vannacht werd ik aangevallen door een leeuwin. Uit het niets sloop ze geruisloos over de bovenrand van de kast. Ze had de hoek rechts van mij al bereikt. Ik vluchtte. Misschien was het slechts een fractie van een seconde. De achtervolging op leven en dood leek uren te duren. Om mijn kostbare vel te redden schudde ik mezelf wakker.

De avond ervoor stond ik voor een kast roofvogels in de stille ruimte van het opvangcentrum voor vogels en wilde dieren. De collega’s laten het voederen van de roofvogels graag aan mij over. Ze weten dat dit de plek is waar ik het liefst vertoef. De kast is verdeeld in zes vakken. Als in een appartement verbleven daar links boven twee jonge blazende kerkuilen. Daaronder, op de tweede verdieping, wachtten acht hongerige steenuilen. Gelijkvloers zag ik de schim van de torenvalk door het matte plexiglas. De bewoners aan de rechterkant bestonden van boven naar onder uit een iets oudere steenuil, een volwassen buizerd en een piepjonge kerkuil. Behalve de torenvalk en de buizerd die net gegeten hadden, deelde ik in totaal zestien stuks dode muizen uit aan de dieren.

De kleine kerkuil van rechtsonder kon niet zelf eten. Ik nam hem voorzichtig uit zijn hok, opende zijn weke bek en bracht de kleine stukjes voedsel een voor een met behulp van een plastic pincet naar binnen. Hij slikte ze langzaam door. De blazende kerkuilen voederde ik in het hok. De ene bleef rustig zitten, terwijl de andere me bij elke aangereikte hap trachtte aan te vallen met zijn nog onvolgroeide poten en klauwen.

Om er zeker van te zijn geen enkele over te slaan, nam ik elk van de acht steenuilen apart. Nog voor ze het eten aangereikt kregen, hoorde ik het klikken van hun naar voedsel happende bekken. De laatste muis bewaarde ik voor de eenzame steenuil van rechtsboven.

Mijn taak zat erop. Ik bibberde wat na. Ik had genoten van elke hap die ik hen gaf, maar hapte nu zelf naar adem. Het blijven tenslotte roofvogels.

In Planckendael werden op acht juni de ooievaarsjongen geringd. De kolonie bestaat daar nu uit meer dan 150 ooievaars. Tijdens het ringen blijven de kuikens roerloos liggen in het nest. Zo beschermen ze zich tegen een mogelijke aanval van roofvogels. Mijn schrik was compleet overbodig. Jonge vogels wachten doorgaans gewoon op hun eten. Bovendien vallen roofvogels alleen bewegende prooien aan.

Volgende week sta ik als een monnik voor het appartement. Ik beweeg zo min mogelijk. De dieren zullen rustig blijven en er zal ’s nachts geen leeuwin op mijn kast verschijnen. Mocht dit ooit het geval zijn, sla ik niet op de vlucht, maar blijf roerloos liggen.

Het was een leeuwin, geen leeuw. Vannacht had ik mezelf aangevallen.

Huismoeder

Vierduizend driehonderdtwintig las ik op het scherm van mijn laptop. Dat is het aantal insecten dat een zwaluw per dag naar binnen speelt. Ik begon spontaan te slikken. Als brave huismoeder op je terras, genietend van een zwoele avond, verwacht je niet meteen een massamoord.

Aan de rand van het schuifraam kropen de mieren: soldaten, verkenners en slavenhalers. Een mierenkolonie opereert als een onverschrokken bataljon. Gevleugelde monsters stijgen op in bruidsvlucht. De koningin kiest haar minnaar. Met de paring geeft ze hem de doodsteek. Ze bijt zichzelf de vleugels af en begint aan de leg van haar koninkrijk.

Een beest met gigantische antennes bleef hangen op ctrl. Daar zat een plakker op mijn toetsenbord. De antennes zijn reuksprieten waarmee mannetjes de geslachtsferomonen van de vrouwtjes opsporen. Zo vinden ze elkaar.

Licht beledigd richtte ik me tot de plakker: ‘Een huismoeder is toch geen insect?’ Merkwaardig genoeg kreeg ik antwoord. Voor mij op de tafel landde een huismoeder. Ontsteld ging ik naar binnen. Ik trok het rolgordijn naar beneden. Iets zat me achterna: een volgeling!

Na zoveel liefde op één dag besloot ik nimmermeer een mot uit mijn kleerkast te verjagen.

Plakker (nachtvlinder), Lymantria dispar, Heist-op-den-Berg, 31/07/2019, 16.13 u
Huismoeder (nachtvlinder), Noctua pronuba, Heist-op-den-Berg, 07/08/2019, 17.39 u
Volgeling (nachtvlinder), Noctua comes, Heist-op-den-Berg, 28/07/2019, 18.49 u

Oorlogswonden

Wie ooit onder de Menenpoort door is gewandeld, stapt er als een ander mens aan de andere kant uit. Wie ooit in het Flanders Field Museum de vijftig centimeter dikke stamschijf van de 240 jaar oude zomereik heeft gezien, kijkt nooit nog op eenzelfde wijze naar een boom.

In 1996 werd op het kasteeldomein van Elverdinge nabij Ieper een eewenoude zieke zomereik geveld. Op de rand van de houtschijf ontdekte men donkerblauwe vlekken. In grotere vlekken waren sporen van beschadigingen te zien. Dendrochronologen bestudeerden de jaarringen en stelden vast dat de vlekken in het hout samen vielen met de periode van de Eerste Wereldoorlog. De donkere verkleuring in het hout was het resultaat van een chemische reactie op munitie die de boom in 1917 en 1918 verwondde. De boom kwam tot leven rond 1760 en hield dus na de oorlog nog 78 jaar stand. De stamschijf is de laatste gewonde getuige van de verwoestende oorlog.

Stamschijf met oorlogswonden van 240 jaar oude zomereik in het Flanders Fields Museum in Ieper

In de nacht van 23 op 24 mei 2020 werden een honderdtal eiken rond het bezoekerscentrum van natuurgebied De Liereman ‘geringd’. Een kenner ging te keer met een kettingzaag. Hij of zij wist dat bij een inkerving van meer dan 3 centimeter de sapstroom volledig onderbroken wordt en dit fataal is voor de boom. Met man en macht proberen vrijwilligers de bomen te redden door het zorgvuldig opvullen van de zaagsnede met schijfjes eikentakken en met veenmos. Het veenmos is steriel en houdt het vocht vast. Boomchirurgen, wetenschappers, vrijwilligers en brandweer zoeken wanhopig naar mogelijkheden om de bomen te laten overleven. Na de verwoestende brand in april dit jaar, waarbij 30 hectare veenmos is afgebrand, betekent dit een tweede zware domper voor het zo kwets- en kostbaar natuurgebied in de Kempen.

Liereman
Foto Peter Vanderveken, conservator natuurgebied De Liereman, Oud-Turnhout

Een zomereik uit Elverdinge overleefde vier jaar lang het Duitse lange-afstandsgeschut, de aanhoudende granatenregen en de vliegtuigbommen. De opzettelijk beschadigde eiken in de Liereman zullen het misschien niet redden. Hij die dit op zijn of haar geweten heeft vergeet dat bomen ons meer vertellen dan alle mensen samen.

Berk, Zoutleeuw, 16/08/2018, 18.08 u
Heist-op-den-Berg, Hof Van Riemen

In mei 2020 verscheen het boek ‘Wat bomen ons vertellen, een geschiedenis van de wereld in jaarringen’ van Valerie Trouet. De Belgische topwetenschapper Valerie Trouet bestudeert als dendroklimatoloog al meer dan twintig jaar de klimaatverandering aan de hand van jaarringen van bomen. Trouet woont in Tucson, Arizona en is hoogleraar dendrochronologie aan de Universiteit van Arizona.

Gemaskerd

Mijn dochter wil geen masker op. Ze houdt niet van social distance. De vos, de haas en het hangoorkonijn liggen naast haar hoofdkussen. Ze kreeg ze van wie ze het hardste mist. De rest van de knuffeldieren heeft ze zorgvuldig, in volgorde van belangrijkheid, naast haar lichaam gedrapeerd. De dromenvanger hangt naast het hoofdeinde van haar bed. Een druk op de knop in het midden schakelt boze dromen uit. Mij drukt ze plat. Elke avond compenseer ik het aantal knuffels die ze overdag heeft gemist.

Jonge kinderen lezen het gelaat van hun hechtingsfiguren. Ze hebben volwassenen nodig die hen geruststellen als ze overstuur zijn, met hen meeleven als ze plezier maken. Ze moeten zeker weten dat ze veilig zijn. Baby’s raken ontregeld of kijken weg van hun moeder, als die door een postnatale depressie een afgevlakte gelaatsuitdrukking heeft. Gemaskerde medemensen zorgen voor stress.

Twee tranen rollen uit haar angstige ogen. Ze zegt: ‘Ik wil geen masker op.’ Ze bedoelt: ‘Ik ben bang van mensen met een masker.’ Ze zal niet weten of haar beste vriendin blij is. Of triest. Of boos. Ze zal niet zien of iemand haar mopjes echt grappig vindt. Ze zal de juf niet herkennen, op school.

Verpletterd door haar knuffels en woorden, verzin ik een plan voor morgen. Terwijl we tussen de dranghekken voor de poort staan, zeg ik haar: ‘De Efteling! Leuk! We moeten even aanschuiven. Zie je die toren daar? Dat is het kasteel. Er is ook een spookhuis en een doolhof. De juf moet je zoeken in het spookhuis. Dit is de sleutel van het kasteel. Zorg er goed voor. En als ik je straks kom halen, passeren we langs de dierentuin.’ Knipoog.

Ze zal lachen achter haar mondmasker, mij een dikke knuffel geven en als een fiere zevenjarige de drempel overstappen.

Klik hier voor het filmpje van ‘De dierentuin’.

‘De Efteling’

Paradijs

Zondag 12 april zal ene Bart Augustijns uit Heule nog lang heugen. Om 10u in de ochtend speurde hij naar goede gewoonte de hemel af, hopend op een paar overvliegende roofvogels. Als geoefend vogelaar kreeg hij al snel een sperwer, een ooievaar en een bruine kiekendief in het vizier.

‘Wuk ten duvel is da?’ donderde het tot aan de kerk. Om 12u 52 werd zijn jarenlange trouwe dienst in het vogelaarsbestaan eindelijk beloond. God of klein pierke schonk hem de waarneming van zijn leven: Hoog boven de West-Vlaamse klei zweefde als een buitenaardse schotel een keizerarend pal over zijn tuin. Hij greep zijn camera en maakte een foto als bewijs. Met een klik op zijn smartphone bemande hij alle telposten in Heule en omstreken. In Hussevelde wierp een andere gelukkige Bart (De Keersmaecker) om 13u 45 een laatste blik op deze zeldzame dwaalgast. Nooit eerder werd een keizerarend waargenomen in België.

Zo klaar als pompwater herinner ik me mijn eerste waarneming van een grutto. Het was woensdag 10 april 2019. Ik waaide met mijn fiets van Brugge richting Blankenberge, passeerde langs Damme en hield halt in Uitkerke. Daar, in de vlakke polders, was ik getuige van een gruttoconcert: tweehonderd roepende grutto’s op een blank staand stuk grasland. In koor overstemden de grutto’s het geloei van een krachtige wind. Ik bleef een uur lang luisteren en kijken.

Ik weet nog precies waar ik mijn eerste lepelaar zag (Averbode Bos en Heide), mijn eerste kluut en blauwe kiekendief (Verdronken Land van Saeftinghe), mijn eerste torenvalk (Turnhouts Vennengebied) en putter (La Brenne, Frankrijk). Zelfs mijn eerste vliegend hert (een zeldzame kever) en mijn zwart wekkertje (een sprinkhaan) staan me helder voor de geest.

De kievit ontdekte ik voor het eerst op een West-Vlaamse akker tussen Zwevegem en Bellegem. Mijn eerste kievitjong verscheen in Herenthout. Zondag 12 april 2020, jawel, net op het moment dat Bart Augustijns uit Heule de ontdekking van zijn leven deed, bracht een brave burger de jonge kievit naar de intensieve verzorging van het VOC Neteland (Vlaams opvangcentrum voor vogels en wilde dieren).

Alarmerende berichten vullen mijn mailbox. Uit Vlaanderen: De kievit is in vrije val. Tegen 2035 zou de weidevogel verdwenen kunnen zijn in Vlaanderen. Uit Nederland: Nationale vogel, de grutto, maakt een vrije val.

Experten trekken aan de alarmbel. Het lijkt erop dat de kievit in sneltempo op weg is naar de uitgang. Oorzaken van de opeenvolgende rampzalige broedseizoenen zijn waarschijnlijk het maaien en onderploegen van de weilanden, samen met de droogte. Niet alleen in landbouwgebieden, maar zelfs in natuurgebieden doet de kievit het slecht.

Hetzelfde verhaal met de grutto. In de uitzending van Vroege Vogels van 3 mei 2020 klonk het zo: ‘Acht jaar onderzoek door de Rijksuniversiteit Groningen laat zien dat zelfs in de beste weidevogelgebieden de grutto’s niet genoeg jongen groot krijgen om de achteruitgang te stoppen.’ In ‘Skriezekrite Idzegea’ (skries is grutto in het Fries), een gebied in Friesland waar boeren zoveel mogelijk rekening houden met de weidevogels,slaagt men er ook niet in de populatie op peil te houden. Onderzoeker Egbert van der Velde besluit bedroefd: ‘Zelfs in het paradijs is het kommer en kwel.’

Is er dan geen hoop meer voor de weidevogels? ‘Jawel, de hoop blijft,’ zegt Egbert. ‘Het onderzoek legt de knelpunten bloot en schept nieuwe kansen voor de toekomst. De gebieden die er nog zijn moeten we groter en robuuster maken. Oude graslanden moeten we beschouwen als monumenten. Als je weet waar de problemen zitten, krijg je perspectief. We moeten alles inzetten op de overleving van de kuikens.’

In dit filmpje zie en hoor je boer Murk Nijdam uit het Friese Wommels. Nog meer dan voor zijn koeien leeft hij voor de weidevogels op zijn land. Met de hulp van Vogelbescherming Nederland toverde hij een halve hectare boerenland om tot een paradijs voor honderden weidevogels waaronder de grutto, de tureluur, de scholekster en zelfs een kemphaan.

In Vlaanderen pleit Natuurpunt ervoor dat de kievit een prioritaire en volwaardige plaats krijgt in het ‘soortbeschermingsplan weidevogels’ dat de Vlaamse overheid in 2019 opstartte. Natuurpunt deed een onderzoek naar de oorzaken van de sterke afname van de kievit. Het volledige rapport (2017) lees je hier.

Grutto, Limosa limosa, Turnhouts Vennengebied, april 2020.
Foto Bart Cabanier
Kievit, Vanellus vanellus, Turnhouts Vennengebied, april 2020.
Foto Bart Cabanier
Tureluur, Tringa totanus, Turnhouts Vennengebied, mei 2019
Foto Bart Cabanier

Spoken

Gek ben ik slechts een beetje. Het was de té die me overtuigde. Ik schreef me in voor een ‘Te Gek!?’ wandeling, omschreven als een ‘veertocht met of zonder coach in natuurgebied De Liereman’.

Dinsdag 1 oktober 2019. Een dichte mist bracht spoken. Door mijn voorruit tuurde een oehoe over de vlakte. ‘Van plastic,’ vernam ik later. Mijn keuze mét coach bleek dan toch gerechtvaardigd. Bovendien wilde ik wel eens weten wat zo’n bosgod mij meer kon vertellen dan pakweg een boskever.

De veerman bleek een vrouw te zijn en het taboe op spoken hield hardnekkig stand. Mijn reisgezelschap bestond slechts uit de vrouw en een man van het organiserend comité.

‘Stap op je eigen tempo,’ stelde de vrouw ons gerust, ‘en zoek je veerkracht.’ Mijn goesting verschrompelde bij het woord veerkracht. Ik verstopte mijn ergernis in de lenzen van mijn verrekijker en keek recht in de priemende blik van een rustende buizerd.

‘Raap drie dingen op die symbool staan voor je veerkracht,’ klonk het. Haar veel te grote ogen zochten nu de mijne. Er zat niets anders op. Wie zich inschreef, speelde mee. Verdwijnen in de groep was dit keer niet aan de orde. Ik liet mijn kijker zakken, nam wat mos, een stukje schors en een roodgekleurd eikenblad.

‘Wat veerkracht voor jou op dit moment betekent, leg je voor je neer,’ zei ze. Ik legde het mos tegen mijn tenen. ‘Wat voor jou betekent dat je volledig in je veerkracht staat, leg je een meter verder.’ Ik koos voor het rode blad. ‘Het derde element leg je ertussen.’ Zo geschiedde. Mijn beschermende schild lag nu netjes tussen mijn weekheid en mijn fleurig eikenblad. Einde oefening. Ik had mezelf zorgvuldig samengevat. We bleven staan.

‘Dat in het midden heb je niet meer nodig,’ zei ze na een tijdje. ‘Het heeft je altijd geholpen, maar nu houdt het je tegen. Neem het weg en laat het ergens achter in dit bos.’

‘Pure hekserij!’ dacht ik. ‘Dat kunstje werkt altijd!’ Ik verstopte mijn schors in het uitgehakte nest van een zwarte specht. Ik zwoer bij de spoken en beloofde mezelf dit stukje schors ooit terug te zullen halen.

Woensdag 22 april 2020. Bericht op mijn smartphone: ‘Grote brand in natuurgebied Landschap De Liereman.’

Al wat ik hoorde, was het geroffel van een specht.

Landschap De Liereman, Korhaan, 17/01/2020, 12.01 u

Door de brand ging 30 van de 167 hectare natuurgebied op in de vlammen. Veel wilde en mobielere dieren hebben zich weten te redden, al zijn er ook veel reeën en vogels, zoals de boomleeuwerik en de boompieper in de brand gebleven. Broedvogels zoals de blauwborst, wintertaling, roodborsttapuit… zijn hun leef- en broedgebied kwijt.

Het gebied heeft een uitzonderlijk hoge natuurwaarde. Het bestaat uit heide en venen. Venen zijn restanten van de ijstijd die niet meer op zoveel plaatsen voorkomen in België. Venen zijn enorm moeilijk te herstellen. Ze zijn heel gevoelig voor temperatuursverandering en stikstofdepositie en groeien amper 1 mm per jaar. Achttien types veenmossen en andere planten zijn afgebrand zoals beenbreek, veenorchis, zonnedauw…

Het herstel van de natuur in dit zo kwetsbaar gebied zal vele jaren duren.

Hier vind je een filmpje met beelden, één dag na de brand in De Liereman op 22 april 2020.

Bron: natuurpunt

Boomleeuwerik, Lullula arborea, Turhouts Vennengebied, 25/07/2019
Foto Bart Cabanier
Witsterblauwborst, Luscinia svecica, Turnhouts Vennengebied, 05/05/2019
Foto Bart Cabanier

Tel ze!

Een wel erg mooie manier om iemand bij voorbaat succes te wensen kan als volgt: Kies een willekeurig werkwoord. Zet de infinitief om in de gebiedende wijze en eindig met ze! Zo krijg je bij voorbeeld:

Feest ze! Slaap ze! Werk ze! Lees ze! Kook ze!

Het mooie zit ‘m in de ze. Wie of wat is die ze? De vage ze biedt zuurstof aan de verbeelding. Nog voor je het werkwoord beleeft, kan je er van genieten. Ik gebruikte deze truc laatst na een nachtzoen op het voorhoofd van mijn dochter. Ze wilde niet slapen. Bang voor boze dromen, zo bleek. Ik vertelde haar over schapen en besloot met het geruststellende ‘Tel ze!’. Heel onschuldig allemaal.

Tot ik vandaag een interview las in de weekendbijlage van de krant, getiteld: ‘Ik heb me altijd braver gedragen omwille van mijn bruine huidskleur. Ronny Mosuse.’ Als zoon van een Congoleze vader en Vlaamse moeder schetst hij een beeld van zijn jeugdervaringen als zwarte tiener in een witte samenleving. ‘Overal waar ik kom, tel ik de zwarten’, stond wat verder, ‘Dat is een automatisme.’ Ik slikte.  ‘Een sublieme overlevingsstrategie’, dacht ik, en betrapte mezelf als teller. Tussen onbekenden tel ik de rustelozen. Soms tel de twijfelaars. Vaak tel ik de dromers.

Mosuse telt zwarten. Mijn dochter telt schapen. Ik tel vogels, het liefst nog die van een bedreigde soort.

Merci Mosuse, voor deze openheid.

Tel ze!

Wil je zelf overtrekkende vogels tellen vanop je terras, in de tuin, in het veld? Natuurstudiegroep Dijleland heeft hiervoor een superhandige trektelmodule ontwikkeld. Met de soortenfiches leer je de belangrijkste vluchtkenmerken, typische vlucht- en contactroepjes en fenologie (jaarlijks terugkerende verschijnselen in de natuur) van een tachtigtal trekvogels. In de testniveaus test je spelenderwijs je kennis in een aantal levels met verschillende moeilijkheidsgraden. Hier vind je de link.

Pasen

In de tijd dat de dieren nog spraken – ik was een jaar of drie – bestond de ommuurde oppervlakte tussen de achterdeur en de garage uit een pad, een zandbak en een volière. De schildpad kroop langzaam over de stenen. Ik speelde in het midden.  In de kooi schuifelden een dertigtal parkieten. Ze kwebbelden gezellig op de stokken boven een koppel fazanten. Het mannetje van de fazant legde een ei en de papegaai riep van binnen dat hij ook wel eens op zijn kop gekrabd wilde worden.

Op Goede Vrijdag werd ik vier. In plaats van het gangbare zakje snoep stond ik in de klas met een doos pas uitgekomen kuikens. De kleuters verlieten de klas met een glans. ‘Wat zit er in dat pakje?’ zouden de mama’s vragen. ‘Gewoon’, zouden ze zeggen, ‘een paaskuiken.’

We verhuisden. Als troost kwam er een hond. De dieren verhuisden mee. De schildpad kroop in de grond. Na de winter kwam hij niet meer boven. De papegaai was uit zijn doen. Hij zweeg. De hond had geen baas en de parkieten werden vergeten.

Mijn broer begon met het kweken van konijnen. Hij kocht een schaap en bouwde een stal. Eén schaap werden er dertig. Zijn hond leidde de schapen.

Vele jaren later. Mijn ene broer heeft varkens, eenden en een paard. De andere zorgt voor een hond, schapen en een ezel. Wat mezelf betreft. Ik ben nog acht keren verhuisd. De dieren spreken weer als vroeger en ik luister naar de vogels.