













fotogalerij
Foto’s Bart Cabanier
BLUETHROAT, BLOU KEEL, BLAUKELCHEN, BLAHALSI
Dialectnamen: poldernachtegaal, rietnachtegaal, waternachtegaal
Behoort samen met de nachtegaal tot de ‘Lusciniae’ of Aardzangers. Zingt vooral in april.
Bouwt nest op de aardbodem met plantaardig materiaal (gras, bladeren, mos). Nestholte is met dierlijk materiaal bekleed (paardenhaar).
Witgesternde blauwborst legt vier tot zes grijsgroene, bruinachtig gewolkte eieren (18,9 X 14,2 mm groot). Mannetje en wijfje wisselen elkaar tijdens broedperiode (13 tot 14 dagen) af.
Op 12 april 2019 fiets ik langs de Damse vaart van Brugge naar Damme. In Damme vind je boekhandel Maerlant. Daar koop ik voor 4,20 euro de achtste druk (N.V. W. J. Thieme & CIE – Zutphen, 1952?) van het boek ‘Wat vliegt daar? Volledig zakboek der vogels van Midden-Europa’ met tekst van Dr W. H. Dobben (technisch leider van het ‘Vogeltrekstation Texel’) en met 291 gekleurde en 36 ongekleurde afbeeldingen van W. Goertzen en R. Oeffinger.
In de inleiding schrijft Van Dobben: ‘Dit zakboek bevat een plaatje van bijna iedere in Midden-Europa voorkomende vogel, met een korte aanvullende beschrijving van uiterlijk en stem (die het herkennen vergemakkelijkt) en enige kenmerkende bijzonderheden van de soort.’
Wat verder staat: ‘Over het algemeen kunnen we bij vogelliefhebbers twee stadia onderscheiden: de jacht op soorten en verder het binnendringen in het intieme leven der vogels. Wanneer een beoefenaar van dit eerste stadium alle gewone soorten kent, begint een geanimeerd gedraaf achter zeldzaamheden en als alles nu normaal verloopt, maakt dit gaandeweg plaats voor een rustig terugkeren naar de ‘gewone soorten’, om die te leren kennen in een diepere zin van het woord.‘
Vandaag schrijf ik 18 maart 2021. Geen idee of ik als vogelliefhebber in het eerste of het tweede stadium zit. De jacht op soorten sloeg ik over, alsook het geanimeerd gedraaf achter zeldzaamheden. Ik houd het graag bij een rustig observeren van ‘de gewone soorten’ om die te leren kennen in een diepere zin van het woord. Na enkele jaren als vogelaar begin ik stilaan te verlangen naar die diepere zin van het woord, hoe die ook moge klinken.
WAT VLIEGT DAAR?
Foto’s van alle vogels zijn van Bart Cabanier, genomen in het Turnhouts Vennengebied en omgeving in de loop van de maanden januari, februari en maart 2021. De ‘stem’ van de vogel nam ik over uit het zakboek van Dr W. H. Van Dobben.
Deze steenmarter zag ik op de ochtend van 4 december op het voetpad op de Boudewijnlaan in Heist-op-den-Berg. Ik reed langs er langs met mijn fiets. Dit is de tweede maal dat ik een dode steenmarter ‘s morgens dood aantref, aangereden langs een drukke baan. De eerste zag ik op 11 oktober 2019 om 8.28 u vlakbij mijn deur voor de schoolpoort, in het centrum van Heist-op-den-Berg.
Op wikipedia lees ik dat de steenmarter vaak leeft vlak bij de mens en zijn intrek neemt in huizen, op de zolder of in een spouwmuur, of in stallen en schuren. Soms graaft hij een hol in de grond. De steenmarter jaagt op kippen en ander pluimvee. Daarbij is een aantal van vijf tot tien kippen per nacht niet ongewoon. De steenmarter kan ze naar de meest onmogelijke plaatsen meeslepen, zoals op daken en over hekken.
Bij natuurpunt lees ik: ‘Vind je een doodgereden steenmarter, voer dan de exacte locatie in op dierenonderdewielen.be. Natuurpunt wil de zwarte punten op de Vlaamse wegen nauwkeurig in kaart brengen en samen met de bevoegde overheden zoeken naar efficiënte oplossingen.’
Een ander woord voor steenmarter is het fluwijn. In België is de steenmarter beschermd. Het is zelfs niet toegelaten om een steenmarter te vangen om elders vrij te laten.
Staartmees, Aegithalos caudatus europoeus (Hermann)
Orde PASSERIFORMES – Familie PARIDAE
Van de Balkans, tot noorelijk Italië, Zwitserland, het Westen van Frankrijk, België, Holland, het Zuid-Westen van Duitsland. Andere ondersoorten bevinden zich in andere streken van Europa en Azië. Het ras van het Noorden daalt niet tot in België in de winter. De onze zijn standvogels, overal verspreid waar bossen zijn. Vertoont twee vormen van gevederte: deze met witte kop zonder strepen, zeldzaam, en de gewone met twee strepen op de kop.
Nestelt in zeer afgewisselde plaatsen; nest van mos, korstmos, spinnewebben, in vorm van beurs of peer, zijopening van boven, gevoeierd met overvloedige pluimen; 7-11 witte gevlekte eieren; als regel één broedsel. Eet bijna uitsluitend insecten. Zeer gezellig. Fijne kenschetsende roep: “tsi tsi tsi” en “tjerrrt” of “tjerrrp”; zang: een zacht welluidend gekweel doch met zeer flauwe stem: verbinding van roepgeluiden met lichte veranderingen.
(Bron: De vogels van België, Les oiseaux de Belgique, uitgegeven door N.V. FORT-PRODUKTEN, Itegem, 1959)