












… en in het rijk der vlinders
Ze zijn verre van talrijk, maar ze bestaan: mensen die opleven in een bubbel. Ze lijken er zelfs in te groeien en te bloeien. Langzaam klimmen ze op langs de rand. Ze wippen erover en komen je tegemoet, heel even. Ze verglijden in stilte en stijgen weer op in hun bubbel.
Met enige verbeelding volgt deze zeldzame soort het ritme van de op thermiek vliegende trekvogel.
De ooievaar geeft het goede voorbeeld. Waar de zon de lucht opwarmt, ontstaan op bepaalde plekken boven de grond thermiekbellen. Tijdens de trekperiode zoekt de ooievaar zo’n opstijgende warmeluchtkolom. Al cirkelend klimt hij omhoog. Eens boven, zweeft hij weg in de trekrichting. Zonder met zijn vleugels te slaan, legt hij tijdens de daling een grote afstand af, precies genoeg om een volgende luchtkolom te bereiken.
De trekroute van een thermiekvlieger bestaat dus eigenlijk uit een aaneengesloten serie van heteluchtbubbels. Op die manier kan een ooievaar per dag een afstand van 150 tot 300 km afleggen. Hij overwintert op het Iberisch schiereiland of in West-Afrika.
Op maandag 24 augustus vond ik in de stille ruimte van het VOC een verzwakte ooievaar uit Morkhoven. Aan zijn snavel ontbrak een stukje. Mijn taak: ‘omzetten’ in een propere bak en als voedsel tien sprotten. Hij liet zich makkelijk verplaatsen. Ik schotelde hem zijn portie verse vis voor.
Ik vroeg me af of deze ooievaar deel uitmaakte van het ‘Mysterie van Nijlen’. Daar en in de buurgemeenten Grobbendonk, Vorselaar en Zandhoven werden in de loop van de week omwonenden opgeschrikt door enkele luide knallen, gevolgd door een korte stroompanne. De hoogspanningsnetbeheerder zocht zich suf naar de oorzaak van de problemen. De nachtelijke patrouille van Elia ontdekte hoe de vork aan de steel zat. De ooievaarstrek was op gang. Vliegen op thermiek kan enkel overdag. Grote groepen ooievaars zoeken dus een slaapplek, o.a. op de hoogspanningsmasten. Als een ooievaar te hevig vertrekt of met zijn vleugel een leiding krachtig raakt, gaat die lijn in overslag en valt de stroom een paar seconden uit. In het slechtste geval worden de dieren geëlektrocuteerd.
Eind augustus werden in Vlaanderen recordaantallen ooievaars geteld: op 20 augustus 140 exemplaren boven Bouwel en Herenthout, op 29 augustus 110 boven Rosneux, 111 in Maaseik enz. Waar die hoge aantallen plots vandaan kwamen, blijft gissen: een succesvol broedseizoen, een aanvulling met Deense en Duitse vogels, de gunstige noordenwind? Op Europees vlak stellen deze aantallen weinig voor, al blijft de ontdekking van zo’n grote groep ooievaars op mijn netvlies gebrand.
Enkele jaren geleden tijdens een fietstocht bij valavond: ‘Kijk, een grote vogel!’ Mijn dochter schreeuwde me toe van in haar zitje achterop de fiets. Ik keek en zag een ooievaar op de nok van een dak. Ze bleef roepen: ‘Mama, kijk!’ We zagen er niet één, maar tientallen. Ze zaten op de daken en de hoogspanningsdraden in de Groenstraat in Booischot.
De ooievaar uit Morkhoven verbleef op vrijdag 4 september in Vliegkooi 1 van het VOC. Stien verzekerde me dat hij goed at en weldra zou worden vrijgelaten. Aangesterkt en gezond kan hij samen met zijn soortgenoten zijn ‘bubbeltrek’ naar het zuiden verderzetten.
Jamm ak jamm!’ (Wolof, taal in Senegal, betekent: Tot ziens!)
Naar jaarlijkse traditie is het de eerste zondag van september opendeurdag op VOC Neteland. Dit jaar ging deze wegens Corona niet door, of het is te zeggen, wel door, maar dan anders.
Via facebook kon je de hele dag live filmpjes bekijken: een rondleiding met uitleg door medewerkers, vrijwilligers en huisringer, een blik in de verzorgingsruimte, het egelhuis, de stille ruimte, de groene winkel, het opvanghuis, de vliegkooien, het verblijf van de reeën … , de vrijlating van merels, torenvalken, sperwers … , de verzorging van de oehoe e.a.
Wie dit gemist heeft, kan terecht op de facebookpagina van VOC Neteland.
Als voorproefje hieronder alvast een filmpje van de vrijlating van deze schelm, Reinaert de Vos.
https://photos.app.goo.gl/duQnW7rNz3v4XaNSA
Allen daarheen!
‘Ik ben de wijnstok
Mijn Vader de wijngaardenier
Gij zijt de ranken,
dus blijft in mij, ik blijf in u,
dan vindt Hij vruchten hier.’
Het is twijfelachtig of dergelijke schunnige liedjesteksten vandaag de dag bedekt zouden worden met de mantel der liefde. In mijn kindertijd zong de hele kerk deze woorden nochtans uit volle borst mee. Mijn vriendin en ik floten de noten. De klas zong in canon. Een enkeling, die niet kon fluiten of zingen, kreeg de benijdenswaardige taak de maat aan te geven op het do-staafje van de xylofoon. Vooraan probeerde de meester-dirigent, als een keurig bevelen gevende admiraal, de meute in het juiste ritme te houden. Zo opende begin jaren ’80 op 1 september onze school zijn deuren.
Vandaag nam ik een foto van de admiraal, niet de man, wel de vlinder: de Vanessa Atalanta of admiraalvlinder. De gelijkenis tussen man en vlinder is treffend: een zwart kostuum, in de voorvleugel enkele witte vlekken, een oranjerode band dwars over de vleugel naar de hoek van de binnenrand.
De atalanta is de laatste vlinder voor de winter. In september, oktober trekt hij naar Zuid-Europa om te overwinteren. Hij vliegt op grote hoogte –soms ’s nachts- en maakt hiervoor gebruik van de noordenwind. In vijf weken tijd kan hij vanuit Finland de Middellandse Zee bereiken. Het is dus zeer waarachtig dat menig admiraal vanop zijn vloot groepjes trekkende atalanta’s kon gadeslaan. ‘Go, butterflies, Go!’
Ik zag er een hangen aan de rottende druiven in de tuin. De mannetjes voeden zich overdag met het sap van de druiven. Van de late middag tot de vroege avond verdedigen ze hun territorium. De grenzen van bezet gebied bakenen ze af door het uitvoeren van patrouillevluchten. Met een opwaartse spiraalvlucht verjagen ze andere mannetjes. De volgende dag bezetten ze een nieuw gebied.
De tuinvlindertelling van juli 2020 leverde de atalanta’s de hoofdprijs op. Nooit lette ik op het blauw in de vleugels en op de zwarte stippen aan de rand. Het zijn er vier op beide achtervleugels. ‘Neen mevrouw, geen adjudant, majoor of korporaal. Vier sterren: Mijn naam is admiraal!’
Mijn man is oplossings- en actiegericht. Ik niet. Ik ben afwachtend en besluiteloos. Ik schrijf mijzelf een zekere mate van luiheid toe, al spreek ik -Lamme goedzakgewijs- in een milde bui liever over lam dan lui. Ik geef een voorbeeld.
Op zaterdagavond stond vast dat we op zondag de Oudsberg zouden beklimmen. Op de website van de Limburgse duinengordel (www.duinengordel.be) staat die ‘berg’ beschreven als de parel in een landschap van goud: de hoogste en open stuifduin van Vlaanderen. Alle reden dus om vroeg uit de veren te komen. En toch, de lamlendigheid in mij draaide zich een paar keer om zodat ik pas omstreeks 11 u aan de ontbijttafel verscheen, ruim te laat voor de start van een verkwikkende dagtocht.
Ik zag me de rest van de zondag doorbrengen in een mist van nietsdoenerij. Nog voor ik de slaap uit mijn lijf had gerekt kwam mijn man met een plan: ‘Erps-Kwerps!’ Ik hoorde de vogels al fluiten.
Ter plaatse hoorden we meer vliegtuigen dan vogels, maar de natuur is er prachtig. Het Silsombos maakt deel uit van het streekontwikkelingsproject De Groene Vallei dat verschillende natuurgebieden met elkaar verbindt en zo de biodiversiteit vergroot. Het moet de enige plek in Vlaanderen zijn waar je tegelijkertijd kan vliegtuig- én vogelspotten.
Had ik er niet eerder op gelet of was dit een uitzonderlijke plek? De anderhalve meter hoge plant leek op een toren van paraplu’s waarvan de baleinen na een hevige windstoot naar de verkeerde kant waren omgeslagen. Behalve lui ben ik ook heel nieuwsgierig. Ik zocht het op. Reuzenpaardenstaarten zijn oerplanten van 300 miljoen jaren geleden. Fossielen bewijzen dat de paardenstaarten ten tijde van de dinosaurussen tot 30 meter hoog werden. Dertig meter! Stel je voor!
Een landkaartje leidde me naar de herfsttijloos. Het lijken onschuldige elfjes, maar zijn uiterst giftig. Een hap van dit naakt begijntje en zelfs het sterkste paard zijgt langzaam neer. Het gevaar loerde om de hoek. Verderop botsen we op de zwarte madam. Als een afgewezen maagd stond ze te bidden aan de waterkant. Achtergelaten door haar soldaat stortte ze zich radeloos in de beek en verdronk. Haar geest bleef dwalen en zou argeloze reizigers het water inlokken. Aan de oever zag ik fraaie libellen. Ik ging door mijn knieën voor een foto en tuimelde bijna de beek in.
Zonder er een te zien, leerde ik over de kroonjuwelen van het bos. De hele weg zocht ik naar de negen orchideeënsoorten, waaronder de brede orchis, de grote muggenorchis, de bijenorchis en de bosorchis. ‘Juni, mevrouw, dat is de bloeiperiode van de orchideeën’. Een vriendelijke dame kwam me verlossen. Ik prees haar de hemel in en zag een laatste vliegtuig boven mijn hoofd passeren.
Ik trok nog wat foto’s van de reuzenpaardenstaarten. Begeesterd keerden we huiswaarts. Mijn man redde me zondag van de luiheid.
In volgorde van verschijnen op 23 augustus in het Silsombos, Erps-Kwerps
De hitte van de laatste weken leidt tot vreemde taferelen in mijn hoofd. ‘Donder en bliksem!’ zou een voorvader van Jan van Riemen gevloekt en gewenst hebben, terwijl hij op zijn galopperende paard vanuit de dorpskern door de beukendreef over de ophaalbrug van zijn versterkte burcht denderde. De uitgedroogde ringgracht bood geen enkele bescherming meer. Later, in de 15de eeuw, gaf Jan van Riemen zijn naam aan het Hof.
Daar, in datzelfde Hof van Riemen, zag ik gisteren een blauwe reiger. Dat is op het eerste gezicht niet zo vreemd, aangezien ik daar geregeld twee blauwe reigers observeer. Een wandelende vogelaar verzekerde me dat die twee daar reeds een tiental jaren vaste klant zijn. In al zijn enthousiasme vergaf ik hem zijn hyperbool. Een blauwe reiger wordt gemiddeld vijf jaar oud. Niettemin zie ik die reigers daar al voor het derde jaar op rij. Ik geef het toe. Het zouden er ook elk jaar andere kunnen zijn.
De blauwe reiger op zich verraste mij dus niet, wel de plek. Roerloos stond hij daar, te midden de ringgracht in het lage water. Ik zag hoe hij zich heel langzaam door het water bewoog om dan plots, als een speer, met zijn vlijmscherpe snavel een vis uit het water te grissen. Geduld is een grote deugd. Voor vogels geldt hetzelfde. Ik bleef nog een hele tijd hangen rond het Hof en zag hoe de reiger opvloog, landde, weer opsteeg en een plek zocht tussen de toppen van de bomen. Ik verloor hem uit het oog door het geroep van een waterhoen. Toen ik me omdraaide stond hij daar, vlakbij, met zijn poten onder water. Dit keer zag ik geen reiger, maar Johannes de Doper. Ik zei het je al, de hitte leidt tot vreemde taferelen.
Wat het kijken naar vogels betreft, is mijn geduld eindeloos. Zo wacht ik al twee jaar op de verschijning van een raaf. Elke grote zwarte vogel is een potentiële raaf tot het tegendeel bewezen is. Tot nog toe betrof het telkens een ietwat groot uitgevallen zwarte kraai. Samen met de raaf behoren de kraaiachtigen tot de slimste vogels van het dierenrijk. Maar de raaf blijft een vogel buiten categorie.
Ondanks het uitstoten van een duister, grof geluid, is de raaf lid van de familie van de zangvogels. Hij kan geluiden uit zijn omgeving gladjes imiteren en maakt gebruik van ‘gereedschap’ (stok of steen) om zich van voedsel te bedienen. Hij is in staat om stukken vlees te verbergen en vindt het later moeiteloos terug. Hij is zo goed in het onthouden van plaatsen en gezichten dat je een door jouw toedoen uit het lood geslagen raaf liever geen tweede keer ontmoet. Raven zoeken een partner voor het leven. Bij wijze van troost reinigen ze elkaars veren. Ze wijzen dingen aan met hun snavel zoals mensen dat doen met hun vinger. Ze sluiten allianties met andere raven en halen er tussen een grote groep raven hun vrienden en rivalen uit.
Geen wonder dat Odin koos voor twee raven op zijn schouder. In de Noordse mythologie vliegen Huginn en Muninn (Geheugen en Gedachte) vanuit Asgaard de wijde wereld in. Ze doorkruisen iedere dag de negen werelden. Tegen de avond keren ze terug, zetten zich op de schouders van de Noordse Oppergod en fluisteren hem alles wat ze zagen in zijn oren. Geri en Freki, twee wolven, liggen aan zijn voeten.
Op 18 augustus zag Bart Cabanier, volbloed Turnhouts vogelaar, een raaf in het Vennengebied. Hier is sprake van een klein mirakel. Voor 1842 was de raaf een vrij algemene broedvogel in België. Een intensieve vervolging leidde tot het uitsterven van de soort in onze gebieden. De laatste broedgevallen voor Vlaanderen dateren van 1862. Pas in 2018 broedde voor het eerst weer een koppel raven in Vlaanderen, in het Meerdaalwoud. Sindsdien neemt het aantal raven weer toe. In het beste geval wordt de raaf opnieuw een algemene broedvogel als pakweg de merel of het roodborstje.
De terugkeer van de wolf is een opsteker voor de raaf. Het pact van de raaf met de wolf is legendarisch. Wanneer de raaf een onaangeroerd karkas ontdekt, schakelt hij een wolf in om aan het lekkere vlees te geraken. Met rare vliegbewegingen lokt hij de wolf naar het karkas. Die scheurt het aan stukken, vreet zich vol en verdwijnt. De raaf peuzelt de resten op.
De eerste Limburgse wolven kregen allen een naam: Naya, Roger, August, Noëlla en Billy. De vier nakomelingen zitten opgescheept met de niet zo bijster mooie naam ‘Bosland-Daltons’. Volgend nageslacht zal naar alle waarschijnlijkheid anoniem door het land zwerven.
Zelf hoop ik ooit mijn eerste raaf te zien. Overdag vliegt hij aan de zijde van Huginn en Muninn doorheen de negen werelden. ‘s Avonds rust hij op de schouder van Odin. Hij fluistert sappige verhalen in diens oor en vertelt over het wel en wee in de wereld. Zijn mythologische naam luidt ‘Talmodighet’ (Geduld), naar mijn jarenlange geduld en het het wachten op een raaf. Voor het gemak en ‘voor de vrienden’ spreek ik hem aan met ‘Gerald’, naar de legendarische vogelkenner in Vlaanderen.
Bekijk hier de video-opname van de raaf die Bart op 18 augustus spotte in het Turnhouts Vennengebied!
Gerald Driessens kijkt sinds zijn elfde naar vogels en heeft zich gespecialiseerd in herkenning, leeftijd- en geslachtsbepaling. Door het maken van veldschetsen bestudeert hij gedragingen en individuele variaties binnen soorten. ‘Gerald’ is een samengestelde Germaanse naam bestaand uit: Ger- (ijzeren speer) en -Alt, voluit: walt (heersen). De betekenis van ‘Gerald’ is dan ook ‘heerser met de ijzeren speer‘.
Ik dacht hem al eens in een flits boven de Grote Nete in Itegem te hebben mogen aanschouwen. Bart zag hem echt. En wel in close up. De ijsvogel!
Ook deze schoonheden dwalen en dobberen rond in Turnhout…