
Foto Bart Cabanier


Gehoornde metselbij, Osmia cornutoa, Heist-op-den-Berg, Hof van Riemen, 23/03/2020, 12.52 u

Foto Bart Cabanier

Foto Bart Cabanier





Foto Bart Cabanier


Foto Bart Cabanier
De mooiste verhalen zijn deze waarin dieren de hoofdrol spelen.
Tijdens de zomer van 2018 stapten wij vrolijk over de Yr Elliffant (Olifantenberg). Wij, dat zijn de kinderen, mijn man en ik. Het belang van dieren in ons gezin kan moeilijk onderschat worden.
De vis doopten we ‘Mr. Bubbels’. De kat heet Pistache. De vis is jarig op veertien september. Achtentwintig april vieren we de kat. Het konijn hebben we plechtig begraven. Om de vis hetzelfde lot te besparen, ging hij tijdens onze trip naar Wales op logement. Bij een andere vis. Zij kreeg toevallig de passende naam ‘Mrs Bubbles’.
Die zomer, in Snowdonia, in het noorden van Wales, zagen we haar voor het eerst. Ze zat met haar man en twee kuikens op het nest, anderhalve kilometer verder. Dankzij een reusachtige telescoop leek ze vlakbij. Ze scheurde de vis aan stukken en voedde er haar jongen mee.
Sinds 2004 broedt hetzelfde koppel visarenden in de Glaslyn Valley. Vrijwilligers richtten in 2003 een werkgroep op ter bescherming van de visarenden. Een klein bezoekerscentrum biedt de kans aan geïnteresseerden om mee te genieten van dit wondermooie leven in het wild. Deze dagen wacht ik vol spanning op de 17de terugkeer van Mrs G en Aran.
De webcam op het nest laat me toe hier een overzicht te geven van de lente en de zomer van 2019.
25/3 | aankomst Mrs G (vrouwtje) op nest |
1/4 | aankomst Aran (mannetje) op nest |
2/4 | paring |
14/4 | ei nummer 1 |
16/4 | ei nummer 2 |
19/4 | ei nummer 3 |
19/5 | kuiken nummer 1 uit ei (na 26 dagen) |
21/5 | kuiken nummer 2 uit ei (na 26 dagen) |
24/5 | kuiken nummer 3 uit ei (na 26 dagen) |
9/6 | kuiken nummer 2 gestorven |
13/7 | eerste vlucht kuiken nummer 1 |
22/7 | eerste vlucht kuiken nummer 3 |
Vorig jaar kwam zij als eerste aan op mijn verjaardag. Benieuwd of ze dit jaar op tijd zal zijn.
Niets is zeker, enkel dit: De mooiste verhalen zijn deze waarin dieren de hoofdrol spelen.
Hier vind je een mooi filmpje van Marco Valk van jagende visarenden in de Biesbosch en Zuid Limburg, gefilmd in de herfst van 2017 en 2018, ‘The hunt of the osprey’.
Via deze link kan je de Gweilch Glaslyn of visarenden uit Glaslyn (Snowdonia, Wales) live volgen op het nest.
Dochterlief had het vriendelijk geëist: Of ik zo snel mogelijk het vormingsmoment bij VAB-Rijschool kon volgen. Een week na haar theoretisch examen kon zij dan zelf achter het stuur gaan zitten. Met lichte tegenzin vertrok ik op schrikkeldag na 28 jaar opnieuw naar de rijschool in Herentals. Komende van Heist-op-den-Berg volg je richting Hallaar. Je slaat rechtsaf op de Nieuwendijk, steekt de Grote Nete over en draait mee door de bocht naar links op de ’s Herenweg. Links door het raam krijg je daar een fraai uitzicht over de uitgestrekte akkers en weilanden.
‘Waar moet een goede chauffeur aan denken?’ vroeg de instructeur. ‘Een goede zithouding,’ zei iemand. ‘Hoffelijkheid,’ vulde een ander aan. Een laatkomer hijgde: ‘Snelheidsbeperkingen.’ Gegniffel in de zaal. Ik dacht: ‘Focus, op de weg.’ Passeerden de revue: Vereiste vaardigheden van bestuurders, Basisbeginselen van verkeersveilig anticiperend rijgedrag, Wegcode en Praktische tips. Drie uren later reed ik met mijn begeleidersattest op zak opnieuw over de ’s Herenweg. Ditmaal kreeg ik rechts door het raam een fraai uitzicht over de uitgestrekte akkers en weilanden.
Ik drukte op de rem en kwam tot stilstand evenwijdig aan een reglementair geparkeerd voertuig. In een vlotte S-beweging , 1 maal achteruit, 1 maal vooruit, 1 meter vrij voor en achter en 30 centimeter van de stoeprand, manoeuvreerde ik behendig mijn wagen tussen de twee voertuigen. Ramen en deur dicht, lichten uit, check! Met mijn aangezicht gericht naar het dichtstbijzijnde verkeer stapte ik tot aan het overstromingsgebied van de Grote Nete. In de ochtend had ik op die plaats twee buitelende kieviten boven de natte akker gezien. Je herkent ze meteen aan hun acrobatische baltsvlucht waarbij ze zich, om de 4 à 5 vleugelslagen, van de ene op de andere zijde gooien. Als zwart-witte knipperlichten maken ze hierbij een ritmische zoevend geluid. In het Engels bezorgde dit hen de naam ’Northern Lapwing’. Dit filmpje toont je de duikvlucht van de kievit.
Ik dook het veld in. Op de resten van de gemaaide maïsakker telde ik vijf kieviten. In de verte verscheen de zee. Twee trekpaarden struinden als garnaalvissers door het zwijgende water. Honderden kokmeeuwen lieten zich zorgeloos wiegen. Hier en daar vlogen ze massaal op. Een voor een maakten ze een zachte landing op een nabijgelegen onder water gelopen weiland.
Ik wandelde terug en keek nogmaals naar de kieviten. Bij het begin van het broedseizoen gedragen ze zich bijzonder agressief tegenover alle passanten. Elke overvliegende kraai, kauw, ekster, blauwe reiger of meeuw wordt met veel gebaar verjaagd ter bescherming van het nest. Om mogelijke vijanden af te schrikken veinzen ze een verlamming van de vleugel en leiden zo de aandacht af van de jongen.
‘Snelheid en afleiding,’ hoorde ik de instructeur weer zeggen, ‘dat zijn de killers in het verkeer.’ ‘Dat zijn de reddingsboeien van de kievit,’ dacht ik.
Ik stapte in mijn wagen. In goede zithouding reed ik de ’s Herenweg terug op. Ik draaide met de bocht mee naar rechts, stak de Grote Nete over, sloeg linksaf op de Nieuwendijk en kwam veilig aan in Heist-op-den-Berg. ‘Rijlessen op een vrije schrikkeldag. Wat een tijdverlies!’ zal je denken. Ik was wel tegelijkertijd aan zee én in het circus. Enkel kieviten zeggen je hetzelfde!
Sinds kort neem ik op mijn wandelingen naast mijn verrekijker ook een thermometer mee. Dat komt door m. Van Dijck, professor gedragsbiologie en hoofd van het Laboratorium Gedragsecologie en Natuurbehoud van het Earth & Life Institute. Tijdens een lezing op 20 februari 2020 begon hij zijn betoog met de vraag: ‘Hoe voelt het om een vlinder te zijn? Of een vogel? Of een spin?’ Hij huppelde hierbij met een denkbeeldig vlindernetje als een dartel kind door het ingebeelde hoge gras van de plenaire zaal van het PIME (Provinciaal Instituut voor Milieu Educatie).
Een meer eenvoudige vraag had hij mij deze week niet kunnen stellen. De eerste dag, stekeblind, groef ik mij als een mol een weg door onbekend terrein. De tweede dag zat ik als een pop opgesloten in mijn cocon. De derde dag wist ik mij hieruit te bevrijden. De vierde dag vloog ik rond als een gierzwaluw die liever een bosuil had willen zijn. En de vijfde dag zat ik met een Drang zo groot en zei tot alle and’re spinnen:
Vreemd, ik weet niet wat ik heb, maar ik krijg zo’n drang van binnen tot het weven van een web.
Zeiden alle and’re spinnen: O Sebastiaan, nee, Sebastiaan, kom Sebastiaan, laat dat nou, wou je aan een web beginnen in die vreselijke kou?
Zei Sebastiaan tot de spinnen: ’t Web hoeft niet zo groot te zijn, ’t hoeft niet buiten, ’t kan ook binnen ergens achter een gordijn.
Zeiden alle andere spinnen: O Sebastiaan, nee Sebastiaan, toe, Sebastiaan, toom je in! Het is zo gevaarlijk binnen, zo gevaarlijk voor een spin.
Zei Sebastiaan eigenzinnig: Nee, de Drang is mij te groot. Zeiden alle and’ren innig: Sebastiaan, dit wordt je dood…
O, o, o Sebastiaan! Het is niet goed met hem gegaan.
Door het raam klom hij naar binnen. Eigenzinnig! En niet bang. Zeiden alle and’re spinnen: Kijk, daar gaat hij met zijn Drang!
Na een poosje werd toen zoëven dit berichtje doorgegeven: Binnen werd een moord gepleegd. Sebastiaan is opgeveegd.
(Uit ‘De spin Sebastiaan’, Annie M.G. Schmidt)
De kinderlijke verwondering als essentiële voorwaarde om complexe natuursystemen te begrijpen: Dat leek wat mij betreft alvast geen probleem.
De heer Van Dijck vertelde over een experiment met zijn studenten. Hij vroeg hen: ‘Stel, je bent een pinksterbloem. Waar zou jij het liefste staan? Onder een boom? In het gras? Langs de waterkant?’ Daarop stuurde hij hen het veld in met een pinksterbloem en een thermometer.
‘Pardon?’ vroeg meneer van Vliesvleugel, zijn kopje nog even om de hoek van de deur stekend, ‘hoe was het ook weer?’ ‘Erik Pinksterblom,’ zei Erik.
‘Erik – Pinksterblom’, herhaalde de wesp, de woorden als het ware in zijn mond proevend, ‘dank u.’ En weg was hij.
(Uit ‘Erik of het Klein Insektenboek’, Godfried Bomans, 1959)
‘Dat heivlinders als het bont zandoogje bosvlinders spelen komt door hun hoge temperatuurgevoeligheid’, vervolgde de professor. ‘Wanneer het hen te warm wordt onder de voeten, zoeken ze verkoeling op de bladeren in het naburige bos.’ Kijken met een thermometer is hét geheim van de wetenschapper binnen de experimentele gedragsecologie. ‘Als we de antennes van vlinders neutraliseren, vliegen ze in rechte lijn. In natuurlijke toestand leiden hun voelsprieten hen van de ene naar de andere bloem, blijven ze hier en daar wat hangen, keren terug en trekken toch weer verder. Kronkelend van hot naar her zoeken ze aarzelend hun weg.’
Na deze zin voelde ik me niet alleen een vlinder, maar werd er haast een. Hans Van Dijck had mij betoverd:
Toen Hansje Pansje Pingeling vanmorgen vroeg naar buiten ging, toen vond hij bij het kippenhok een toverstok. Hij ging naar huis toe, heel bedaard. Daar zat zijn vader bij de haard en Hansje zei: Hokus, Pokus, Pas, ik wou dat jij een vogel was. Zijn moeder keek hem angstig aan en riep: Wat heb je nou gedaan? Maar Hans zei: Hokus, Pokus, Pas, ik wou dat jij ook een vogel was. Toen waren bei zijn ouders mezen! Wie heeft er ooit zo iets gelezen! Ze zaten in een boom te fluiten en Hans ging dadelijk naar buiten en hij veranderde twee heren in hele grote bruine beren en hij veranderde twee vrouwen in hele mooie witte pauwen. Hans ging naar school en kwam daar binnen en ging er dadelijk beginnen: de juffrouw werd meteen een paard. De meester werd een mokkataart. Maar alle kinderen die er zaten die heeft hij rustig zo gelaten. Jeroen en Kees en Hein en Piet, nee, die veranderde hij niet. Alleen de grote mensen maar, de hele stad door, hier en daar. Zo liep ons Hansje op een drafje en zwaaide met zijn toverstafje.
Meneer Van Dijk, de burgemeester, veranderde hij in een heester en juffrouw Bos, een lieve dame, die werd een pot met twee cyclamen. En alle kinders gingen mee: ze vonden het een leuk idee! Een telkens als er iemand werd veranderd in een koe of hert, dan riepen ze heel hard: Hoera! Het was een heerlijk spel, maar ja, er was na 14 uur getover geen volwassene meer over. De kinders konden alles doen. Ze speelden rover in het plantsoen, de hele dag en hele nachten en niemand die er op hun wachten. Maar gek, dat rover spelen, dat ging verschrikkelijk vervelen en zij werden vuil, vies en groen en niemand gaf hun ooit een zoen.
En ze verlangden zo naar huis… maar ja, hun vader was een muis, hun moeder was een ander beest… Wat waren ze toch dom geweest. Ze gingen zitten, in een kring, en Hansje Pansje Pingeling zei: Hokus, Pokus, Wielewaal! En alles was weer normaal! Hun vaders waren geen mezen of ooievaren, maar heel gewone mensen. Wat kun je je nog beter wensen? Alleen de meester is verdwenen vanaf zijn haren tot zijn tenen. Hij was een taartje moet je weten, en iemand heeft hem opgegeten.
(‘Het toverstokje’, Annie M.G. Schmidt)
Bedankt, Hans Van Dijck. Bedankt, Annie M.G. Schmidt. Bedankt, Godfried Bomans. Bedankt voor de kinderlijke wijsheid en de wetenschappelijke verwondering!
Tips Hans Van Dijck, aan bod gekomen tijdens lezing, 20/02/2020, PIME
‘Hoe voelt het om een vlinder te zijn? Over kijken met een thermometer.’
Henry Walter Bates (1825-1892), naturalist buiten categorie, Britse natuuronderzoeker met speciale belangstelling voor insecten
Anna Maria Sibylla Merian (1647-1717), Duitse kunstenares en entomologie die planten en insecten bestudeerde en daar gedetailleerde tekeningen van maakte
Vladimir Nabokov (1899-1977), Rusisch-Amerikaans schrijver met een fascinatie voor vlinders, publiceerde wetenschappelijke artikelen over vlinders en verrichtte fundamenteel werk op gebied van de taxonomie
Thomas Nagel (1937), Amerikaans filosoof, stelde zich de vraag: ‘Hoe voelt het om een vleermuis te zijn?‘
Tim Birkhead (1950), Brits ornitholoog, hoogleraar diergedrag en wetenschapsgeschiedenis aan de universiteit van Sheffield, ‘De zintuigen van vogels’, ‘Het vogelei’
Robert Pyle (1947), Amerikaans lepidopterist (vlinderbioloog) en schrijver, Extinction of experience syndrome (als natuurcontext zeldzaam wordt), volgt de monarchvlinder op zijn wintertrek ‘Chasing Monarchs’
Kaiser A., Merckx T., Van Dijck H., publicaties, ook vlinders hebben een persoonlijkheid
Jakob J. Von Uexküll (1864-1944), Baltisch-Duits bioloog, idee van ‘Umwelt’, over de betekinisvolle informatie van de omgeving en de specifieke belevingswereld van een organisme, stelde zich de vraag: ‘Hoe voelt het om een teek te zijn?‘
Ernest Thompson Seton (1860-1946), Amerikaans 1949)auteur, natuurkunstenaar, Nature Study Movement, ‘The child is born a naturalist’
Richard Louv (1949), Amerikaans auteur en journalist, ‘Last Child in the Woods’
PNAS (Proceedings of the National Academy of Sciences), tijdschrift, ‘Green spaces and congnitive development in primary schoolchildren’
Eli Heimans (1861-1914), Joods-Nederlandse onderwijzer en natuurbeschermer & Jac P. Thijsse (1865-1945), Nederlands schrijver, onderwijzer en natuurbeschermer, legden samen de basis voor de moderne natuurbescherming, natuureducatie in Nederland
Meer info over de meriansborstel vind je hier.
Lang geleden, toen Maria nog leefde (althans in vele hoofden) en moeder Overste de scepter zwaaide, reden we met het gezin om de paar weken richting Beerlegem. Ons ‘tante Christiane’ verbleef daar sinds kinderheugenis onder de godsvruchtige vleugels van de Zusters der Liefde. Ze kregen het gebouw in 1823 cadeau van mevrouw Thérèse, barones de Draeck en markiezin de Rode. Van dorps- en kostschool over spin- en handwerkschool, zondagsschool, veldhospitaal tijdens WOII en middelbare school, kreeg het gebouw in 1967 de naam ‘Mariaheem’. Het werd een verblijf voor mentaal gehandicapte vrouwen. Niet veel later kwam ikzelf ter wereld. Zo begon voor mij het verhaal onder de boom.
‘Storm Ciara velde in Zottegem een honderdvijftig jaar oude populier.’ Vele jaren lang zat ik als kind achterin de auto, tussen mijn broers, te wachten op die boom. De rit leek oneindig. We verveelden ons te pletter, plaagden en stookten elkaar op, lachten en vertelden om ter domste mopjes. Er was altijd wel iemand die plots uitriep: ‘Daar is Hij!’ In de verte doemde Hij op als God de Vader, een machtige verschijning, standvastig, geduldig en met takken als vastgevroren tentakels uit de donkerste krochten der aarde ontsproten. Als bij afspraak werd het stil. Mijn vader vertraagde automatisch. We schommelden op en neer over de Oost-Vlaamse heuvelruggen tot vlak voor de mastodont. Bij de T-splitsing sloegen we linksaf. Onze hoofden draaiden tot een kramp. De vreugde was groot. Vervuld van de Heilige Geest traden we het Rijk Gods binnen.
De Zusters ontvingen ons met open armen. Boven elke deur hing een kruis. In de galmende eetzaal kregen we taart en koffie. Ons ‘tante Christiane’ was content. Met de jaren reden we niet meer samen. De boom bleven we ieder apart zo nu en dan bezoeken.
De Marilandicapopulier doorstond twee wereldoorlogen. Nu ook de storm. Zijn tentakels keren terug naar de grond. ‘Honderdvijftig nieuwe Vollanderbomen gaan we ermee kweken’, beweert de website Erfgoed Vlaanderen. Waar de nieuwe populieren geplant zullen worden, is onduidelijk. Of het lukt, is verre van zeker. Wat blijft, zijn de verhalen.
Ik merkte Ignace voor het eerst op tijdens mijn poging een vette wasmotlarve in de bek van een gierzwaluw te krijgen. Ze hapte niet toe, dus sperde ik haar broze bek zorgvuldig open om er de voedzame larve in te laten glijden. Vanuit mijn ooghoek zag ik hoe Ignace snel en behendig een ander exemplaar van deze intrigerende vogelsoort ondersteboven in een koker stak. ‘Deze moet nog wat bijkomen’, hoorde ik hem zeggen. Hij had de volgende gierzwaluw al vast om te meten, te wegen en te ringen. ‘Anders haalt hij de 7000 km niet’. Eens uit het nest, vliegen de jongen alleen en zonder wegbeschrijving over de Sahara recht naar hun winterverblijf in Afrika. Uitgezonderd het broeden, brengt het dier zijn hele leven al vliegend door: Eten, drinken, slapen en paren gebeurt in de lucht. Hij bereikt snelheden van 120 km per uur en vangt in de vlucht per dag zo’n 20.000 insecten.
Mijn lente begint pas goed wanneer ik het krijsen hoor van de gierzwaluwen. Eén schreeuw en mijn blik laat ze niet meer los, die prachtige luchtacrobaten, slechts 16 cm lang, maar met een spanwijdte van 42 cm. Ze grijpen zich met hun kleine bevederde pootjes en met vier naar voren gerichte scherpe nagels vast aan muren of dakranden. Ze leven met zo’n snelheid op alle vlak, dat wij mensen te langzaam zijn om de gierzwaluwen te kunnen begrijpen. Van een dood gevonden gierzwaluw in de toren van Oxford kon dankzij zijn ring de leeftijd worden bepaald: achttien jaar. Deze vogel had in zijn leven een afstand afgelegd die gelijk was aan acht keer heen en weer naar de maan vliegen. Zo schrijft Remco Daalder in zijn boek ‘De Gierzwaluw’.
Op 2 februari gaf Ignace, de vogelringer van het opvangcentrum voor vogels en wilde dieren te Herenthout (VOC), een bijzonder boeiende uiteenzetting over zijn uit de hand gelopen hobby als volledig vergund ringer bij het KBIN (Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen). Samen met 4 andere ringers maakt hij deel uit van werkgroep 35 die vogels ringt van Lier over Herentals, Lichtaart, Ranst tot Broechem. Trouwfeesten zitten er nog wel in, maar om middernacht sluipt Ignace er stiekem tussenuit om de volgende morgen voor dag en dauw klaar te staan met zijn netten.
Van begin augustus tot half november zet hij mistnetten uit op locatie. Bijna dagelijks worden alle vogels geringd die erin vliegen. Kleine karekiet, zwartkop en tjiftjaf worden het meeste gevangen, maar ook zeldzame soorten als braamsluiper, draaihals, grote karekiet, matkopmees, nachtegaal en sperwergrasmus vliegen in het mistnet. Vrijwilligers helpen met het in snel tempo meten, wegen, ringen en terug vrijlaten van de vogels. De vangst en hervangst geeft o.a. informatie over het broedsucces en de invloed van de weersomstandigheden op de vogelpopulatie. Een slagnet werkt bij het vangen van de blauwe kiekendief. De boomvalk en het smelleken worden gelokt in een haagnet. En wat is het verband tussen een oehoe en het ringen van een wespendief?
Hij vertelde over de nestkastprojecten voor koolmezen, pimpelmezen, kerkuilen, steenuilen en torenvalken in de buurt van Herentals. In het Grenspark Kalmthoutse Heide loopt het nachtzwaluwenproject. Twee op elkaar geplakte zenders worden met touw rond de vogel gebonden. Bij regen lost het touw op, de zenders vallen af en de gegevens worden uitgelezen. In Vorselaar verplaatste een landbouwer zijn zandhoop en liet deze rechttrekken om nestgelegenheid te bieden aan 80 oeverzwaluwen. Deze populatie wordt nu jaarlijks opgevolgd. De boer ontpopte zich tot een echte vogelliefhebber en hing nadien aan elke boom op zijn grondgebied nestkasten in allerlei maten en soorten.
Het ringen zorgt voor een uitgebreide kennis over de aantallen, de overleving en de reproductie. Alle gegevens worden gecentraliseerd in de database van het KBIN. Door het ringen kan men het aantal broedgevallen volgen, de grootte van de nesten en de sterfte onder de jongen. Welke zijn de oorzaken van het vergroten of verkleinen van populaties? Wat kunnen we doen om het verdwijnen van soorten tegen te gaan? In 2011 werden er bij voorbeeld 225 jonge ringmussen op één locatie in Nijlen geringd. In 2019 waren dat er nog maar 30. Het ziet er naar uit dat de ringmus volledig verdwijnt uit de streek.
Aan wie een gewonde of dode geringde vogel vindt, wordt gevraagd deze hier te registeren. Op de website vind je het antwoord op de vragen: Waarom vogels ringen? Hoe medewerker-ringer worden? Hoe meld je de vondst van een geringde vogel? Je kan er de nationale en internationale onderzoeksprogramma’s bekijken en krijgt de vogeltrek van 283 soorten in beeld.
De uiteenzetting eindigde met enkele kritische vragen over het wel en wee van het ringen. Geeft het ringen de vogel niet te veel stress? Is het beschermen niet belangrijker dan het ringen? Kan dat wel, halsringen bij zwanen?
De huisringer stelde ons volkomen gerust. Vogels zijn het – anders dan mensen – gewend om met een constante vorm van stress om te gaan. Ringen en beschermen kan best samengaan. De halsringen zijn verantwoord binnen specifiek gekaderde projecten. Ze leveren informatie voor 20 jaar en het KBIN ziet er nauwgezet op toe dat bij hinder voor de vogels de projecten onmiddellijk stopgezet worden. Ignace was klaar en duidelijk: Ringen is bijzaak. Hoofdzaak is het vergroten van de vogelpopulatie en het in stand houden van soorten.
Bedankt, Ignace, voor zoveel passie en inzet voor de bescherming van de vogels. Nog meer dan voorheen ben ik in de ban van de ring. Ik besef: Een geringde vogel is er twee, en in dit geval, minstens tweehonderd waard!
Natuurpunt wil te weten komen waar in Vlaanderen de gierzwaluw nog nestelt, en heeft hiervoor jouw hulp nodig. Een giervlucht of een nestplaats van de gierzwaluw kan je hier melden.
Stel je even voor. Je eieren zijn uitgebroed. Je drie nog grijsachtige jongen lopen in ganzenpas achter je aan. Je verzamelt je familie en herhaalt snel de belangrijkste regels voor de grote trek. We vliegen dicht en in vaste positie achter elkaar. We lossen de koptrekker om beurten af. We houden samen halt en verliezen niemand uit het oog.
Zo begin je, vanaf je broedplek aan de Barentszzee, met een dertigtal soortgenoten aan de grote overtocht. Je vliegt in zuidwestelijke richting naar Europa. Je lichaam bestaat nu voor 55% uit vet, je darmen zijn 1 m korter. Ook andere organen zijn gekrompen. Je maakt enkele tussenstops, vult je brandstoftank aan en vliegt verder.
Uitgeput van de lange reis kom je begin oktober aan op je winterbestemming. Je geniet van wat sappig, groen raaigras. Je smult van de wortelknolletjes fonteinkruid en van het kranswier langs de waterkant. ’s Avonds roep je je kroost bij elkaar. Al taterend vlieg je richting slaapplek.
Zo breng je de winter door in de Liereman, een voor kleine zwanen veilig en rustig natuurgebied op de grens met Turnhout en Arendonk. Eten is er in overvloed. Je slaapt op het water. Stilaan begin je te dromen van de terugkeer naar Siberië, waar je een nieuw nest zal bouwen.
Drie kleine zwanen ontbreken. Ze zochten naar voedsel langs het kanaal. Een schot. Een tweede. Een derde. De groep vloog verschrikt op. De vogels verloren een groot deel van hun broodnodige energie. Eén zwaan lag dood op de oever. Twee andere dieren werden overgebracht naar opvangcentra in de buurt.
(Op zondag 26/01/2020 werd een kleine zwaan dood uit het water gehaald van het kanaal Schoten-Dessel in Arendonk. Het dier had drie hagelkorrels in de borstkas. Meer info over deze beschermde, met uitsterven bedreigde soort vind je hier. Let op het menselijk geluid.)
De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat de kleine zwanen die in Arendonk gevonden werden, niet beschoten zijn door jagers, of toch niet door jagers in Arendonk. Wat er mis ging, blijft onduidelijk. Na een autopsie aan de UGent bleek dat de hagelkorreltjes in bindweefsel ingekapseld waren, wat betekent dat de kleine zwanen niet recent beschoten waren. Mogelijke doodsoorzaak zou kunnen zijn: verstikking door een maïskorrel. De ringer, Didier van Geluwe, hoofd van de Belgische ringdienst benadrukt dat bij het ringen geen enkel dier zelfs maar de lichtste verwonding vertoonde en dat er geen zichtbaar effect van stress was. Hij benadrukt dat het ringwerk cruciaal is voor een betere bescherming van de soort.
Bron: Knack.be, 11 februari 2020
Op maandag 20 januari volgde ik mijn eerste workshop taxidermie: intensief en grensverleggend. In 7 u en 46 stappen werd deze bourkes parkiet weer tot ‘leven’ gewekt. Het schone is dat je pas in de laatste stap tijdens het droog blazen ontdekt hoe deze vogel er oorspronkelijk uitgezien moet hebben. Een ferm madam, als je’t mij vraagt!
De bourkes parkiet of bourke parkiet (Neopsephotus bourki) is eigenlijk geen parkiet maar een kleine graspapegaai: de enige in zijn soort. Het is een bewoner van de droge vlakten in het midden en zuiden van Australië.
Hij wordt ongeveer 23 centimeter lang en leeft vrijwel uitsluitend op (gras)zaden. Bourkes parkieten zijn zeer sociale, uiterst verdraagzame vogels, die veelal in groepen samenleven en veel op de grond te vinden zijn. Het vrouwtje is doorgaans wat kleiner dan het mannetje en heeft een smallere kop. De voorste blauwe koperen zijn alleen bij het mannetje aanwezig. Eenmaal gevormde paren blijven elkaar doorgaans trouw.
Bourkes parkieten leggen hun eitjes op zachte, enigszins vochtige onderlaag in een holte in een boom. Er worden 3 tot 6 eitjes gelegd, die door het vrouwtje gedurende 18 tot 20 dagen bebroed worden. Op een leeftijd van 6 weken zijn ze al zelfstandig. Bourkes parkieten zijn productieve vogels; de paren brengen meestal meerdere legsels per jaar groot. Jonge dieren hebben na ongeveer 8 maanden hun volwassen kleur.
De bourkes parkiet staat als niet bedreigd op de Rode lijst van de IUCN (International Union for Conservation of Nature and Natural Resources).
(Bron: wikipedia)
De verkoop van de vogelkaarten ten voordele van het VOC Neteland leverde een mooi bedrag op van 680 euro. Meer dan 4000 dieren werden in 2019 geholpen. Een triest record. Het VOC dankt je hartelijk voor je bijdrage om deze dieren zo snel mogelijk gezond en wel terug vrij te kunnen laten.